Boontje komt om zijn loontje

Boontje komt om zijn loontje

Op vrijdag 7 februari 2020 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een arbeidsovereenkomst met een werknemer, die tijdens de sollicitatieprocedure heeft gelogen, mag worden vernietigd. Daarbij gelden geen extra eisen, zoals de door het Hof geformuleerde eis dat de arbeidsovereenkomst (vrijwel) geheel nutteloos is geweest.

Wat is er gebeurd?
In november 2016 heeft de werknemer gesolliciteerd naar de functie van psychotherapeut bij de werkgever. In zijn CV heeft de werknemer onder meer opgenomen dat hij relevante cursussen en specialisatieopleidingen had gevolgd, lid was van een specialisatievereniging en werkervaring had als ‘Manager Zorg / klinisch psycholoog / psychotherapeut GGZ’.

Op basis van het CV heeft werkgever de werknemer verzocht op een andere functie te solliciteren, namelijk die van Directeur Zorg. Dat heeft werknemer vervolgens gedaan. Op 9 januari 2017 is werknemer als Directeur Zorg voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij werkgever.

Enkele maanden later, in mei 2017, bleek dat werknemer geen lid was van de specialisatievereniging en de genoemde specialisatieopleiding(en) niet had gevolgd. Werkgever heeft werknemer hierop schriftelijk geattendeerd, aangegeven voornemens te zijn werknemer te ontslaan op grond van een dringende reden (bedrog) en werknemer verzocht zijn reactie en zienswijze op het voorgenomen ontslag kenbaar te maken. Werknemer heeft niet binnen de gestelde termijn van zich laten horen.

In de maanden juni en juli 2017 bleek dat werknemer ook wat betreft zijn werkervaring had gelogen.

Werkgever heeft bij e-mail van 28 juli 2017 de arbeidsovereenkomst met werknemer vernietigd wegens bedrog en het aan werknemer betaalde salaris teruggevorderd. Werkgever stelt zich daarbij op het standpunt dat het loon onverschuldigd is betaald, nu de arbeidsovereenkomst buitengerechtelijk is vernietigd, omdat zij onder invloed van bedrog tot stand is gekomen. Vernietiging heeft terugwerkende kracht, zodat de arbeidsovereenkomst geacht moet worden nimmer tot stand te zijn gekomen.

Hoe oordelen de lagere rechters?
De kantonrechter heeft het verzoek van werkgever afgewezen, omdat dit in strijd zou zijn met het gesloten ontslagstelsel. Een dergelijke buitengerechtelijke vernietiging is alleen mogelijk als de arbeidsovereenkomst na ontdekking van het bedrog geheel nutteloos blijkt te zijn geworden, omdat de bedongen arbeid niet kan worden uitgevoerd. Omdat daarvan in dit geval geen sprake is, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de buitengerechtelijke vernietiging van de arbeidsovereenkomst in strijd is met het systeem van de wet en om die reden niet kan slagen.

Ook het hof is in de beroepsprocedure van mening dat de arbeidsovereenkomst niet kan worden vernietigd, omdat de bescherming van de werknemer als zwakkere partij in het arbeidsrecht doorwerkt in het privaatrechtelijke leerstuk van de vernietiging, in die zin dat het hof als extra vereiste voor vernietiging hanteert dat de arbeidsovereenkomst (vrijwel) geheel nutteloos is gebleken.

Wat oordeelt de Hoge Raad?
De Hoge Raad is het niet eens met dit oordeel en vernietigt de uitspraak van het hof. Volgens de Hoge Raad heeft te gelden dat indien een werknemer een werkgever ertoe beweegt een arbeidsovereenkomst tot stand te doen komen door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat hij verplicht was mede te delen of door een andere kunstgreep, bedrog aanwezig is en dan kan de werkgever zich beroepen op de (buitengerechtelijke) vernietiging van de arbeidsovereenkomst. In een dergelijk geval beschermt art. 3:44 lid 3 in verbinding met lid 1 BW de werkgever tegen de gevolgen van de onredelijke invloed die de werknemer heeft uitgeoefend op de wil van de werkgever. Het wettelijk stelsel van het ontslagrecht staat daaraan niet in de weg, omdat dat niet strekt tot bescherming van een werknemer die bedrog pleegt bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst.

De eis die het hof hanteert, te weten dat de arbeidsovereenkomst (vrijwel) geheel nutteloos moet zijn gebleken, volgt volgens de Hoge Raad niet uit de wet. Een vernietiging kan echter niet worden ingeroepen, wanneer een beroep op vernietiging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW). Daar was in dit geval volgens de Hoge Raad geen sprake van.

Conclusie
Liegen bij een sollicitatieprocedure kan een werknemer duur komen te staan. Het ontslagstelsel biedt de werknemer geen bijzondere bescherming, wanneer op het CV of tijdens het sollicitatiegesprek sprake is van bedrog. Een werkgever kan de arbeidsovereenkomst met de werknemer in een dergelijk geval ontbinden, zonder dat daar aanvullende eisen voor gelden. Dat is slechts anders wanneer het beroep op vernietiging in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.

Gepubliceerd op